Ik luisterde naar de podcast van Tatjana Almuli toen ze ineens achter me kwam zitten

Gisteravond zat ik in bus 18 te luisteren naar een podcast van Tatjana Almuli, toen Tatjana Almuli de bus in stapte. 

Ik wist het zeker, ’t was er. 

Van alle vrije plekjes, koos ze die ene achter mij. 

Vanaf toen dacht ik:

Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. Tatjana Almuli zit achter me. 

In mijn oor vertelde meta-Tatjana ondertussen aan haar twee beste vriendinnen (co-host Malou Holshuijsen en aan mij) dat ze soms niet durfde, dat ze last van faalangst had.

Bang voor medium werk, bang voor een meh-reactie. 

Ze vertelde dat ze een column soms pas heel laat instuurde naar een nieuwe klant. Pas als ze duizendmiljoenmiljard procent zeker wist dat ook de ijverigste eindredacteur z’n bureaulampje al had uitgeknipt en naar huis was. 

Het gaf ‘r een avond langer als schrijver voor de wereld erachter zouden komen…

…dat ze het eigenlijk niet kon.

Moest ik iets tegen haar zeggen? In het echt? Aanspreken, enzo? Zeggen dat ik ‘r geweldig vond? Al een tijdje. Eerlijk en grappig.

En dat ik Herman Brusselmans ook van het balkon zou gooien.

Als ik moest kiezen. 

Ik wist niet of ze daar allemaal wel op zat te wachten. Misschien had ze wel een avondje flight-mode.

Even niet. Nergens zin in, geen School-of-life-gelul, weer een mening of een blik van Brené-Brown-herkenning.

En het was trouwens ook al laat.

De bushalte naderde. 

Meta-Tatjana praatte verder. Vaag ving ik iets op over wél op dat podium staan. Het wél doen. Wél naar het Boekenbal gaan. Wél, wél, wél. Gewoon doen. Juíst als je niet durfde.

Dat monster in z’n bek kijken. Tot helemaal achterin z'n strottenhoofd.

Net zo lang tot je steeds harder zou zingen: “Wie is er bang voor de boze wolf, wolf, wolf, WOLLUUUUUF?!?!”

Want wáár was je ook alweer bang voor?

De bus minderde vaart.

Stopte.

De deuren draaiden open. Nu moest het.

Ik stond op. Keerde me om en zei vlug:

“Ik luister je nu. Je podcast is geweldig. Net als jij.” 

Met dezelfde radiostem begon ze te lachen en zei ze heel lief iets als dank je wel met tien uitroeptekens. 

Ik stond buiten. De deuren sloten, de bus gleed de nacht in en ik zwaaide echte-Tatjana uit.

Vorige
Vorige

Wanneer je denkt dat je heel rock-’n-roll bent, maar de fietsenmaker denkt dat je een Urban Arrow hebt

Volgende
Volgende

‘Geld maakt niet gelukkig, maar elke dag pistache-ijs wel,’ zei een petieterige Spanjaard